Jaarrekening

Waarderingsgrondslagen

Waarderingsgrondslagen

Algemene grondslagen voor het opstellen van de jaarrekening

De kaders van de waarderingsgrondslagen zijn bepaald in de Gemeentewet, het Besluit Begroting en
Verantwoording voor provincies en gemeenten (BBV), de  Algemene verordening Financieel Beheer en
Beleid (RIS 300591) , het uitvoeringsbesluit Financieel beheer en beleid (RIS 300590) en de Verordening Beheersregels Grondexploitaties en Strategisch Bezit, gemeente Den Haag 2018 (RIS 298629).
Voor de waardering van het gemeentelijk vastgoed is de concernrichtlijn ‘Waardering vastgoed’ van
toepassing.

De programmarekening is net als de begroting opgesteld volgens het stelsel van baten en lasten. In de
programmarekening zijn de baten en lasten opgenomen die toe te rekenen zijn aan het begrotingsjaar. Het
moment van betaling of ontvangst van het geld is daarbij niet van belang. In enkele voor de programma-rekening in materiële zin ondergeschikte gevallen worden ontvangsten als baten verantwoord.

De waardering van activa en passiva en de resultaatbepaling zijn gebaseerd op historische kosten, tenzij anders is aangegeven. Bij de bepaling van het resultaat wordt onder andere rekening gehouden met het voorzichtigheidsprincipe, het matchingsprincipe en het realisatieprincipe.

De baten en lasten van interne gemeentelijke leveringen tussen de diensten onderling zijn, evenals bij de begroting voor het grootste deel op programmaniveau geëlimineerd.

Wijzigingen 2019
De afschrijvingstermijn voor civiele werken, zoals tunnels, bruggen en viaducten is voor investeringen vanaf 2019 gewijzigd van 25 naar 30 jaar.

Waarderingsgrondslagen balans

Vaste Activa

Immateriële vaste activa
De immateriële vaste activa zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs- of vervaardigingsprijs.
Het activeren van kosten van onderzoek en ontwikkeling is aan specifieke voorwaarden gebonden. Deze voorwaarden zijn opgenomen als toelichting op de balans.
Op immateriële vaste activa wordt niet afgeschreven.

Materiële vaste activa
De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met de lineaire afschrijvingen. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak die aan de vervaardiging van het actief worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze kosten worden geactiveerd.

De eerste afschrijving vindt plaats in het jaar volgend op de ingebruikname van de investering, met uitzondering van ambulances. Hiervoor vindt afschrijving plaats in de maand volgend op ingebruikname. De ontvangen investeringsbijdragen van derden zijn in één keer in mindering gebracht op de activering.

Materiële vaste activa met een maatschappelijk nut
Materiële vaste activa met een bruto investeringsbedrag van  € 2.500.000  en lager (gemeentelijk deel +
bijdragen derden)  worden niet geactiveerd, maar worden rechtstreeks ten laste van de exploitatierekening
gebracht.

Voor investeringen met een maatschappelijk nut hanteert de gemeente de volgende
afschrijvingstermijnen:

  1. 30 jaar voor civiele kunstwerken (zoals tunnels, bruggen en viaducten) *
  2. 20 jaar voor de eerste aanleg van wegen, fietspaden, voetpaden, rotondes, railinfrastructuur
  3. 15 jaar voor technische installaties (waaronder verkeersregelinstallaties) en openbare verlichting;
  4. 10 jaar voor herinrichting van de openbare ruimte

*Voor de investeringen in civiele kunstwerken geldt tot 2019 een afschrijvingstermijn van 25 jaar.

Materiële vaste activa met een economisch nut (uit heffing)
Materiële vaste activa met een  bruto investeringsbedrag die lager is dan € 50.000 per stuk worden niet geactiveerd, maar rechtstreeks ten laste van de exploitatierekening gebracht, met uitzondering van werkzaamheden aan vastgoed en sportaccommodaties. Hiervoor geldt een activeringsgrens van € 100.000 (voor de totale projectkosten).

Voor investeringen met een economisch nut hanteert de gemeente de volgende
afschrijvingstermijnen, die in beginsel zijn gebaseerd op de verwachte toekomstige gebruiksduur:

  1. 40 jaar voor nieuwbouw gebouwen (permanent), rioleringen
  2. 25 jaar voor sportterreinen, renovatie gebouwen, restauratie monumenten, aankoop gebouwen en glasvezelkabels;
  3. 20 jaar voor parkeerterreinen; betonnen bakken voor ORAC’s; verduurzamingsmaatregelen van de gemeentelijke portefeuille;
  4. 15 jaar voor technische installaties in gebouwen (elektrische voorzieningen, verwarming, liften, machines);
  5. 10 jaar voor (brandveiligheid)voorzieningen aan gebouwen, energiebesparende maatregelen in gebouwen, kunstopdrachten, telefooninstallaties, kantoormeubilair (nieuwe inrichting), aanleg terreinwerken (semi-permanent of tijdelijk), nieuwbouw gebouwen (semi-permanent, tijdelijk of verplaatsbaar), groot onderhoud aan gebouwen (mits levensduur verlengend), stalen bakken voor ORAC’s, sportaccommodaties;
  6.  5 jaar voor zware transportmiddelen/aanhangwagens en schuiten, personenauto’s/lichte motorvoertuigen/motoren, automatiseringssystemen plus omvangrijke applicaties (inclusief de implementatiekosten), duurzame productiemiddelen, software.

Uitzonderingen op bovenstaande afschrijvingstermijnen :

  • Het stadhuis-/ bibliotheekcomplex waarvoor met raadsbesluit 172/1997 (RIS 20092) een gebruiksduur van 50 jaar is vastgesteld, als gevolg van deze bepaling worden de aanpassingen in de Raadszaal uit 2016 met ingang van 2017 in 29 jaar afgeschreven (tot aan het eind van de 50-jarige gebruiksduur van het stadhuis)
  • Voor de vernieuwing in de realisatie van het gebouwendeel van de Haagse Markt wordt een afschrijvingstermijn van 30 jaar gehanteerd (RV 93 2013)
  • In het collegebesluit inzake huisvesting statushouders aan de Jupiterkade (2016, DSO/2016.537) is tot een andere afschrijvingstermijn (5 jaar) besloten wegens de korte verwachte exploitatie van de investeringen. Voor de waardering van het gemeentelijk vastgoed is de concernrichtlijn ‘Waardering vastgoed’ van toepassing. Als de boekwaarde van een vastgoedobject, dat onder de labels commercieel vastgoed, bijzonder vastgoed en ontwikkelingsvastgoed valt, duurzaam onder de marktwaarde ligt, wordt het vastgoedobject afgewaardeerd naar de lagere marktwaarde. Een afwaardering wordt verwerkt als het verschil tussen marktwaarde en boekwaarde 10 procent van de boekwaarde betreft en groter is dan € 100.000. Als het verschil kleiner is, wordt de afwaardering niet doorgevoerd, tenzij er een voornemen tot verkoop bestaat. In dat geval geldt altijd de lagere marktwaarde zonder toepassing van de norm voor afwijking van 10% en

      €100.000.

Op activa in ontwikkeling en gronden wordt niet afgeschreven. Uitzondering hierop is de grond van het
stadsdeelkantoor Galeria (waarop 2,5 % per jaar wordt afgeschreven in overeenstemming met raadsbesluit
9/1994 (RIS 14576)), gronden van woonwagenstandplaatsen en volkstuinen.

Op kosten van meerjarige licenties wordt afgeschreven naar gelang de geldigheidsduur

Bij een duurzame waardevermindering als gevolg van verandering van de bestemming van het actief, zijn de desbetreffende materiële vaste activa tegen de lagere waarde gewaardeerd.

Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buiten-gebruikstelling,
indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.

Erfpacht
Erfpachtrechten zijn activa met een economisch nut en worden altijd geactiveerd. Hierbij gelden de volgende waarderingsgrondslagen:

  1. Voor erfpachtrechten met betrekking tot gronden geldt het volgende:
  • Erfpachtrechten volgens voorwaarden 1923 zijn gewaardeerd tegen vervaardigingsprijs.
  • Erfpachtrechten volgens voorwaarden 1976, 1977en 1986 zijn tegen marktwaarde op het moment van uitgifte gewaardeerd.
  • Erfpachtrechten waarvan de canonverplichting eeuwigdurend is afgekocht, zijn tegen de registratiewaarde gewaardeerd.
  • Heruitgifte, herziening of omzetting van een erfpachtrecht leidt niet tot een bijstelling van de waardering van de balanswaarde.
  • Er wordt niet afgeschreven op deze rechten, tenzij er sprake is van duurzame waardevermindering. Een afwaardering wordt verwerkt als het verschil tussen marktwaarde en boekwaarde.
  1. Voor erfpachtrechten met betrekking tot opstallen geldt het volgende:
  • Voor de initiële waardering gelden de voorwaarden zoals bij erfpachtrechten met betrekking tot gronden.
  • Op erfpachtrechten met betrekking tot opstal met canonbetaling vindt altijd activering en afschrijving plaats. Afschrijvingstermijnen zijn conform de voorgeschreven regels voor opstallen in de verordening Financieel Beheer en Beleid.
  • Indien sprake is van duurzame waardevermindering vindt afwaardering plaats. Een afwaardering wordt verwerkt als het verschil tussen marktwaarde en boekwaarde.
  • Heruitgifte, herziening of omzetting van een erfpachtrecht leidt niet tot een bijstelling van de waardering van de balanswaarde

Riolering
De gemeente heeft haar beleid tot en met 2020 vastgelegd in het gemeentelijk Rioleringsplan (GRP)
2016 – 2020 (RIS 289287). Uitgangspunt is een kostendekkende exploitatie. Over de gehele GRP-periode zijn de begrote bestedingen aan beheer, investeringen en onderhoud gelijk aan de in rekening te brengen rioolrechten.

Uitbreidingsinvesteringen in het rioleringsstelsel worden in beginsel ten laste van de grondexploitatie
gebracht. De bestedingen voor onderhoud en voor vervangingsinvesteringen (waaronder
pompinstallaties en gemalen) worden verantwoord onder de materiële vaste activa met economisch nut. De ontvangen rioolrechten worden via de Egalisatievoorziening Riolering en na aftrek van de exploitatielasten (voor beheer, klein onderhoud en eventuele rentelasten) als bijdragen van derden in mindering gebracht op de geactiveerde vervangingsinvesteringen opdat uiteindelijk de boekwaarde nihil wordt en geen afschrijvingen noodzakelijk zijn. Alleen indien de investeringen in enig jaar de ontvangen rioolrechten overtreffen en de egalisatievoorziening niet toereikend is wordt het meerdere geactiveerd en verantwoord onder de materiële vaste activa met economisch nut.

Financiële vaste activa

Deelnemingen
Deelnemingen zijn tegen verkrijgingsprijs gewaardeerd. Ingeval van duurzame waardevermindering worden
deelnemingen gewaardeerd tegen lagere marktwaarde. Als de deelneming wordt afgestoten wordt de actuele
waarde in de toelichting vermeld.

Leningen
De verstrekte langlopende leningen aan derden, aan deelnemingen en overige uitzettingen zijn gewaardeerd
tegen nominale waarde, zo nodig onder aftrek van een voorziening wegens oninbaarheid van de lening.

Beleggingen
De langlopende beleggingen zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs, zo nodig onder aftrek van een
voorziening wegens risico’s in de belegging. In de toelichting op de balans is de actuele waarde van deze
beleggingen vermeld.

Derivaten
De derivaten zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs. De derivaten zijn verantwoord als niet uit de balans
blijkende verplichting, waar ook de nominale waarde van deze derivaten is vermeld.

Bijstortverplichting Collateral Derivaten contracten
De bijstortverplichting Collateral Derivaten worden onder de balanspost “Overige uitzettingen” opgenomen
voor het verschil tussen de nominale waarde en de marktwaarde van de afgesloten derivaten contracten per
31 december 2019. De storting heeft het karakter van een waarborgsom waarvan de hoogte maandelijks fluctueert.

Vlottende activa

Voorraden
De voorraden zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs, zo nodig onder aftrek van een voorziening voor incourantheid van de voorraden. Een klein aantal artikelen, zoals representatieartikelen en quasi-goederen (zoals waardekaarten parkeergarage) zijn gewaardeerd tegen verkoopprijs. Eventuele waarderingsverschillen tussen standaard verrekenprijs en betaalde inkoopprijs worden
als bedrijfsresultaat verantwoord. In geval van duurzame waardevermindering worden voorraden
gewaardeerd tegen lagere marktwaarde.

Grond- en hulpstoffen
De grond- en hulpstoffen zijn gewaardeerd tegen standaard verrekenprijzen, gebaseerd op de betaalde
inkoopprijs. Waarderingsverschillen tussen standaard verrekenprijs en betaalde inkoopprijs worden als
bedrijfsresultaat verantwoord.

Gereed product
Gerede producten worden gewaardeerd tegen de kostprijs of tegen de marktwaarde indien de marktwaarde lager is dan de kostprijs De kostprijs bestaat uit de verrekenprijzen van grond- en hulpstoffen en de loon- en machinekosten die aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend.

Onderhanden werk bij grondexploitaties
De investeringen in onderhanden werken grondexploitaties zijn gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs. De investeringen bestaan uit verwervings- en apparaatskosten en kosten voor het bouw- en woonrijp maken. Eventuele bijdragen van derden en baten voor gronduitgiften zijn in mindering gebracht
op de investeringen. Bij plannen die gefinancierd zijn met een lening wordt jaarlijks de rente geactiveerd.

Positieve uitkomsten bij het afsluiten van grondexploitaties worden niet rechtstreeks gedoteerd aan de
reserve grondbedrijf. Deze worden opgenomen in het resultaat en met de resultaatbestemming
toegevoegd aan de reserve grondbedrijf. Voor tussentijdse winstneming geldt de door het BBV  voorgeschreven percentage of completion methode: voor zover gronden zijn verkocht en opbrengsten zijn gerealiseerd kan tussentijds naar rato van de voortgang van de grondexploitatie winst worden genomen. Tussentijdse winstneming vindt plaats via een collegebesluit (cf. verordening grondexploitaties).

Het geprognosticeerde ‘plansaldo’ is het verwachte resultaat op een plan. Ter dekking van verwachte
negatieve saldi op operationele plannen is de voorziening negatieve plannen gevormd. Deze voorziening
wordt  gepresenteerd als correctiepost op het saldo van het onderhanden werk.

Vorderingen
De vorderingen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. De voorziening wordt statisch bepaald op basis van de geschatte inningskansen. Ook de vorderingen voor meerjarige subsidies zijn nominaal gewaardeerd.

Liquide middelen en Overlopende activa
Deze zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

Vaste Passiva

Eigen vermogen
Het eigen vermogen bestaat uit de algemene reserve, de overige bestemmingsreserves en het onverdeeld resultaat. De algemene reserve is onder te verdelen in de algemene reserve (in enge zin), de centrale bedrijfsvoeringsreserve, de programmaresrve en de reserve onderhoud.
Voor nadere informatie over de categorie-indeling, looptijd, doel en maximale hoogte van reserves wordt
verwezen naar de bijlage Overzicht doelen, maximale hoogtes en looptijden reserves.

Voorzieningen
De voorzieningen zijn gevormd voor verplichtingen, verwachte verliezen of risico’s, waarvan de omvang
onzeker is doch redelijkerwijs  is te schatten op de balansdatum. Verder worden de van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden opgenomen onder de voorzieningen. Uitzonderingen hierop  vormen de van Europese en Nederlandse overheidslichamen verkregen middelen, welke onder de balansposten overlopende passiva Europese/Nederlandse/Rijk worden verantwoord.

De voorzieningen zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde. Uitzonderingen hierop zijn de pensioenverplichting ten behoeve van de wethouders van de (al opgebouwde) toekomstige uitkeringsverplichtingen en de voorziening negatieve plannen bij de grondexploitatie. Deze zijn gewaardeerd tegen de contante waarde. De voorziening negatieve plannen bij grondexploitatieprojecten wordt gepresenteerd als correctiepost op het onderhanden werk naar analogie van de voorziening dubieuze debiteuren.

Het instellen van een reorganisatievoorziening vindt alleen dan plaats wanneer sprake is van:

  • een reorganisatiebesluit conform het Sociaal Beleidskader (SBK) van de gemeente;
  • een raming van kosten direct samenhangend dan wel voortvloeiend uit de reorganisatie van tenminste € 2,5 mln.

De voorziening voor aan derden verstrekte langlopende leningen en voor afgegeven garantstellingen wegens
door derden aangetrokken leningen bij bankinstellingen c.a. wordt bepaald op basis van risico-inschatting per
individuele lening. Bij deze risico-inschatting worden onder meer de normen van BASEL 2 gehanteerd.
Indien er 100 % zekerheden zijn gesteld wordt geen voorziening getroffen. Zo nodig worden op basis van de
risico-inschatting afwijkende percentages toegepast.
Uitzondering hierop vormen de belegging in het Fonds Uiver (obligatieleningen) waarvoor op basis van geldende ratings risicoanalyses hebben plaatsgevonden die geleid hebben tot lagere percentages.

Langlopende schulden
Schulden worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Een uitzondering hierop betreft een rentedragende langlopende schuld (rentebijschrijving voor het eerst achteraf in 2017) aan de Ontwikkelingscombinatie Wateringseveld (OCWV) in verband met in het jaar 2016 uitgestelde betaling voor de verworven grond (Celeritas) en uit te voeren toekomstige grondruil van de gemeente aan OCWV.

De vooruit ontvangen canons zijn tegen contante waarde berekend. Bij de contant making van de (resterende) canonverplichting tot aan het einde tijdvak of contract is het dan geldend canonpercentage gehanteerd. De jaarlijks toe te voegen rente wordt ten laste van het resultaat gebracht en de in het verslagjaar vervallen canontermijnen zijn ten gunste van het resultaat gebracht.

Vlottende Passiva
De vlottende passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde.

ga terug